Artikel uit Rondje West, 13 september 2010
Geschreven door Marjolein van Viegen

Op een mooi zomerochtend word ik wakker met het besef: Ik ben gediplomeerd dierenpreparateur.

Twee en een half jaar geleden wandelde ik met de hond op de Oude Zeedijk tussen Oostburg en Zuidzande. Daar zag ik een klein dood vogeltje liggen op het grindpad. Mijn ornithologische kennis ging niet verder dan de vaststelling: “Dit is geen mus “. Ik raapte het op en bestudeerde het kleine diertje. Wat zit zo’n beestje toch mooi in elkaar! Die veertjes die zo precies over elkaar liggen, dat kleine snaveltje en wat een wonder dat zo’n klein beestje de weg weet van de overwintering plaats naar de Oude Zeedijk. Ik vond het jammer dat ik het niet mee naar huis kon nemen om er nog eens wat vaker naar te kijken. Ik heb een paar veertjes uitgetrokken om thuis op te zoeken welke soort het was en ik heb het diertje in de bosjes gelegd. De natuur kan zijn gang verder gaan.

Het bleek om het vrouwtje van een blauwborst te gaan.

Toen ik ontdekte dat het een bijzonder vogeltje was, speet het me nog meer dat het onder de bosjes lag te vergaan.

Zonde dat niet meer mensen er van kunnen genieten, je zou het eigenlijk moeten kunnen bewaren.

Bewaren? Prepareren?!? Dat zou wat zijn!

Ik ging op zoek naar iemand die het me op een zondagmiddag zou kunnen leren. ( Ik schrijf dit met grote letters, om de lezer er op te wijzen dat dit een enorme denkfout was.)

Dé preparateur van Zeeuws Vlaanderen was dhr. G.Prang. Maar hij was helaas al overleden en voor zover ik wist er was niemand die zijn werk had overgenomen.

Na een tijdje zoeken ben ik in contact gekomen met dhr. Wim Phaff uit Middelburg. Hij heeft jaren geleden het Zeeuws Biologisch Museum, nu Terra Maris, opgericht en hij prepareert al 40 jaar.

De eerste keer dat ik zijn atelier en presentatieruimte binnen kwam was ik verkocht : Opgezette dieren waar je kon kijken, vliegende vogels, zittende zoogdieren, vossen, hazen, nertsen, egels, Roofvogels, eenden, kleine “musjes” in allerlei rangen en standen. Een verzameling kevers en insecten waar menig museum jaloers op zou zijn. Schedels en hertengeweien. Daar tussen stond Wim met zijn grijze krullen en grote snor te grijnzen met de pijp in zijn mond. Wat hij die middag allemaal heeft gezegd weet ik niet meer. Ik deed mijn best om naar hem te kijken en te luisteren en niet naar alle interessante dingen om mij heen. Maar toen ik weer in de auto zat wist ik 1 ding: Ik word dierenpreparateur!

Volgens de wet mag je alleen als vergunninghoudend of gediplomeerd preparateur aan beschermde dieren werken. En bijna alle vogels en zoogdieren in Nederland zijn beschermd. Dus ging ik iedere week naar het atelier van Wim en daar mocht ik aan uilen, spechten en ander mooie vogels werken. Wat vond ik het bijzonder dat ik zomaar een uil in handen had, wat zijn die veren zacht. Bijna vond ik het zonde om er een scalpel in te zetten om te villen. Als huiswerk kreeg ik het onbeschermde materiaal mee. Exoten zoals parkietjes, agapornissen, kanaries. Kauwen en zwarte kraaien die gedood zijn in het kader van schadebeheer mochten ook door mij thuis opgezet worden. Van een kennis kreeg ik een overleden haan en van een jager een fazant. En zo stroomde mijn diepvries kist vol met dooie dieren.

Als gauw kwam ik er achter dat je niet zo maar dieren leert opzetten, wat was dat moeilijk, wat kon er veel mis gaan, en wat moet je veel weten!

Eindeloos proberen, oefenen, weggooien, denken: dit leer ik nóóit, wanhopen, uithuilen en weer opnieuw beginnen.

Gaande weg begon het te lukken en voelde in me beter worden in het villen, conserveren, opzetten en modeleren van de vogels en zoogdieren. Nu is een vogel opzetten leuk, maar wanneer je het dier in een actieve houding zet, is het nóg leuker. Een ekster die op een vogelhuisje zit en kijkt of er iets uit het vlieggat komt. Een paar kauwen die een zakje friet leegeten. De frietjes moest ik ook zelf maken, dat is ook een van de vakgebieden van de preparateur: het maken van biologische elementen. De appel of pompoen waar een merel aan eet, De rups waar de koolmees mee wegvliegt. Of de rots waar een leguaan opzit. Ook de postamenten, waar de dieren op staan worden door de preparateur zelf gemaakt. Dat kunnen eenvoudige plankjes zijn maar soms zijn het taferelen zoals een hol met vossen, een strand of een rietkraag met zangvogels erin.

Ik vind het geweldig om in mijn atelier met een dier bezig te zijn, Ieder dier is anders en vaak kom ik interessante dingen tegen. Laatst bracht een vriendin een dode blauwe reiger, die was gestikt in zijn prooi. Uit zijn bek staken 2 zwemvliesjes . Ik ben met de reiger naar de politie gegaan voor een vervoersbewijs en gelijk doorgereden naar Middelburg. In het atelier van Wim hebben we de reiger open gesneden, toen bleek dat het grote eendenkuiken, dat hij had willen doorslikken, zijn nek had gebroken en dat zijn kop dubbel lag. Daardoor kon het eendje geen kant meer op en lag muurvast in de slokdarm van de reiger. De reiger wordt natuurlijk opgezet met een eendje in zijn bek.

Het theoretisch examen voor preparateur is een staatsexamen dat 2 x per jaar word afgenomen in Utrecht. Enkele boeken die geschreven zijn ter voorbereiding van dit examen had ik uit mijn hoofd geleerd. Ik wist alles over scheikunde, biologie, wetskennis, ziekten die van dier op mens overgaan, diverse prepareertechnieken. Iedere “mus” die ik tegen onderweg tegen kwam achtervolgde ik, met de ANWB vogels gids in de hand, tot ik wist wat het was, tot welke familie het behoorde, wat het zomer, winter, eclips kleed was, wat het at, waar het verbleef, waar het nest had, wat de jongen aten, enz, enz,enz.

Maar het mocht niet baten, ik zakte. Dit voorjaar heb ik het weer over gedaan en nu ben ik geslaagd.

Tja, wat nu ? Eerst maar eens een feestje vieren.

En daarna verder blijven prepareren. Het vak is zo mooi en zo uitgebreid dat ik eigenlijk nooit uitgeleerd zal zijn.